Achtergrond

De huidige praktijk van grondwaterbescherming kent voor wat betreft de ‘ruimtelijke begrenzing’ een gedifferentieerde aanpak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in onder andere een waterwingebied, een grondwaterbeschermingsgebied en een boringsvrije zone. Sommige provincies hanteren daarnaast aanvullende zones (zoals KWO-vrije zones en 100-jaarszones).

Beschermingszones

Er zijn verschillende beschermingszones die in de Provinciale Omgevingsverordening aangewezen kunnen zijn: waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden (veelal 25‐ en 100‐jaarzones) of boringsvrije zones. Daarnaast zijn in enkele provincies ook intrekgebieden aangewezen. Elke beschermingszone heeft een eigen beschermingsniveau.

    • Waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden, waarin het beschermingsniveau het hoogste is. Alleen activiteiten in het kader van de grondwaterwinning zijn toegestaan.

    • Grondwaterbeschermingsgebied is een bufferzone rondom het waterwingebied. Hier is het beschermingsniveau iets lager dan in een waterwingebied, er gelden minder verboden. Vaak zijn deze gebieden aangeduid als 25- of 100-jaarzones.

    • Rondom het grondwaterbeschermingsgebied is veelal nog een boringsvrije zone opgenomen. Binnen de boringsvrije zone kan bijvoorbeeld het hebben van een boorput of het dieper graven dan x meter verboden zijn.

    • De intrekgebieden omvatten de volledige begrenzing van het voedingsgebied van de grondwaterwinning. In de praktijk wordt hiervoor ook vaak de 100-jaarszone gebruikt.

In de Provinciale Omgevingsverordening zijn voor iedere beschermingszone regels opgenomen die activiteiten in die beschermingszone nader reguleren of verbieden. Deze regels kunnen per provincie verschillend zijn.

Er bestaat landelijk geen eenduidigheid in de wijzen waarop de beschermingszones worden vastgesteld. Daarnaast zijn er verschillen in de beschermingsregimes afhankelijk van de zonering en of wel of geen kwetsbaarheidsindeling wordt toegepast.

Uit de huidige praktijk blijkt dat er een grote differentiatie in toepassingen van beschermingszones is. Daarnaast is bekend dat er ook verschillen zijn in de beschermingsniveaus die provincies toepassen per zonering. Dit is ook niet vreemd door regionale verschillen in bodemopbouw, landgebruik en het realiseren van maatwerk. Er is echter wel behoefte aan minder verschillen tussen regio’s, een betere uitlegbaarheid naar maatschappij, meer duidelijkheid, betere naleving en daarmee uiteindelijk een betere bescherming. Praktisch betekent dit meer behoefte aan uniformering in de definities, de begrenzingen en de regels (met het verzoek om hierover landelijk afspraken te maken en inzichtelijk te maken, via Digitaal Stelsel Omgevingswet). Deze uniformering moet het mogelijk maken om beter en consistenter maatwerk voor grondwaterbescherming toe te passen.