Begrenzing in de diepte

De toename van ondergrondse activiteiten geeft aanleiding om de beschermingszones expliciet aan de onderkant te begrenzen. Dit is echter alleen mogelijk indien een fysieke barrière aangewezen kan worden die voldoende voorkomt dat effecten van diepere activiteiten doorwerken naar de te beschermen grondwatervoorraad. Deze effecten zijn bijvoorbeeld de toestroom van dieper grondwater met een ongewenste kwaliteit als gevolg van lekkages van putten, injecties van water met opgeloste stoffen, warmte-opslag, kortsluitstroming via oude, verlaten putten, of natuurlijke oorzaken (connaat water) (zie onderstaande figuur). De te beschermen grondwatervoorraad reikt tot minmaal de onderkant van het bepompte pakket of (ondergelegen) ASV's.

Figuur: Voorbeelden van risico’s uit de diepte

Voordelen

Het expliciet aanwijzen van een fysieke barrière als ondergrens van boringsvrije zones, ASV's en grondwaterbeschermingsgebieden zou de volgende voordelen voor het grondwaterbeschermingsbeleid hebben:

  • Begrenzing op basis van een fysieke barrière is beter uitlegbaar voor initiatiefnemers;

  • Reeds aan de start van nieuwe initiatieven voor functiestapeling is duidelijk wanneer de bescherming van de grondwaterkwaliteit aan de orde is, zodat provincies gerichter hun adviesrecht in kunnen zetten en dat advies ook aan gewicht kan winnen. Tegelijkertijd is aan de voorkant duidelijk waar welke nieuwe initiatieven voor ondergrondse activiteiten zo veilig mogelijk kunnen worden gemaakt;

  • Het kan generiek vorm worden gegeven en geeft een uitlegbare basis voor maatwerk of verschillen tussen provincies of winningen;

  • Begrenzing is minder politiek afhankelijk, zoals voor wijzigingen in de Mijnbouwwet voor de invulling van het adviesrecht van provincies.

Vanzelfsprekend is bij het begrenzen van de onder- of bovenkant van beschermingszones zorgvuldigheid vereist, aangezien vanuit beschermingsoogpunt een toename van de risico's op verslechtering van de grondwaterkwaliteit uitgesloten moet zijn.